Organisch ontwikkelen vergt geduld

Het lijkt in tegenspraak projectontwikkeling en organisch ontwikkelen. En dat is het ook. Tenzij de beide werelden van elkaar zouden willen leren. Dan kunnen de ‘eisen van de markt’ en de wensen van burgerontwikkelaars bij elkaar komen. Maar willen we wel leren of blijft ieder zijn ‘ding’ doen? Een poging om een mentale en praktische brug te slaan tussen de ‘snelle jongens’ en ‘de organisten’.

Organisch ontwikkelen kan nog, maar het gaat nog steeds om de knikkers
Blogs zijn er over volgeschreven, over de vraag of nu met ‘de opleving van de woningmarkt’ het afgelopen is met organisch ontwikkelen, placemaking en ander ‘alternatief gedoe’ in gebiedsontwikkeling.
Zo stelt Lenny Vulperhorst, organisatie-adviseur, auteur (o.a. over de bouwfraude) en een ingewijde in de vastgoedwereld op NUL20. “Je kunt verschillende businessmodellen naast elkaar hanteren. Grofweg zijn er vier benaderingen. De arrogante ambtenaren en ontwikkelaars die beweren dat de consument nu al aan zijn trekken komt, dat is één. Dan de solids en dergelijke, waarbij je burgers een ruimte in een bestaand gebouw laat kiezen en inrichten. Als derde de projecten die met klantenpanels beginnen, maar onveranderlijk worden overgenomen door professionals. En tot slot: het ontwikkelen van onderop. Die eerste benadering bestond al langer, die andere drie zijn de laatste jaren sterk in ontwikkeling.”
Het Sociaal Cultureel Planbureau stelt op Ruimtevolk: “De inrichting van de omgeving is echter geen pretpong, zegt het SCP. Het gaat er wel degelijk om de knikkers, met winnaars en verliezers, uitzonderlijke gevallen van schitterende win-winsituaties daargelaten.”

Lees het gehele artikel op Steden in Transitie