‘Burger moet mede richting geven aan nieuwe technologie’

Drones, 4d-printen, synthetische biologie, kunstmatige intelligentie; het zijn slechts een paar voorbeelden van technologische innovaties die onze leefomgeving de komende decennia zullen gaan veranderen.

Door de aard van deze nieuwe technologische ontwikkelingen moet de overheid een andere rol gaan aannemen. Dat concludeert de Raad voor de leefomgeving en infrastructuur (Rli) in zijn rapport Verkenning technologische innovaties in de leefomgeving, dat op 23 januari gepubliceerd werd. De Raad is het onafhankelijke adviescollege voor regering en parlement op het gebied van de fysieke leefomgeving.

Het rapport ademt een zeer optimistische kijk op de mogelijkheden en de kracht van de technologie. Er is zelfs sprake van ‘een stuwmeer aan technologieën die kunnen doorbreken’. Soms lijkt het rapport daarbij wat uit de bocht te schieten, bijvoorbeeld als gesuggereerd wordt dat zonnecellen binnen twintig jaar de complete energievoorziening zouden kunnen dragen, of als de mogelijkheid van ‘individueel transport door de lucht’ wordt geopperd. Hoe dan ook, de raad ziet een ‘nieuwe, snellere dynamiek in technologische ontwikkelingen’ ontstaan en een ‘intensievere wisselwerking tussen technologie en samen­leving’.

Dit alles stelt het adaptief vermogen van de overheid op de proef. De overheid zal volgens het rapport op een andere manier moeten participeren in netwerken. ‘Overheden, bedrijven, kennisinstellingen, maatschappelijke organisaties en burgers zullen vaker samen in netwerken aan de slag gaan en afwisselend initiatief en verantwoordelijkheid nemen’. De Rli ziet een taak voor de overheid om eerder en ook breder maatschappelijk debatten te organiseren over de impact van innovaties op onze waarden.

Agnes van Ardenne, oud-Minister van Ontwikkelingssamenwerking en nu lid van de Rli: ‘Je kunt je misschien afvragen of de overheid op dit moment wel genoeg technologische kennis en know-how in huis heeft. Maar veel belangrijker is dat de politieke wil er eerst moet zijn om innovatie op een andere manier te benaderen, dus niet meer planmatig en top-down. Dat vergt een grote cultuuromslag bij de overheid; maar die is al aan de gang. De overheid gaat nu al zeer regelmatig kijken in de keuken bij de universiteiten en in de laboratoria om te zien wat men daar te bieden heeft. Dat gebeurde vroeger niet. Een ander voorbeeld is publiek-private samenwerking. Twintig jaar geleden was dat compleet ondenkbaar.’

Het rapport erkent dat niet te voorspellen valt welke technologieën precies zullen doorbreken en in welke vorm; wie had dertig jaar geleden bij benadering kunnen voorspellen wat voor impact internet zou krijgen op het dagelijkse leven? Die inherente onvoorspelbaarheid, plus de traditioneel matige affiniteit van de Nederlandse overheid met technologie, roept de vraag op of de overheid wel in staat is om op die nieuwe, flexibelere manier aan dit proces deel te nemen en of ze niet gedoemd is om achter snelle en onvoorspelbare technologische ontwikkelingen aan te hobbelen.

Er komt ook een grotere rol voor de burger, voorspelt Van Ardenne. ‘We moeten van de triple helix, de samenwerking tussen overheid, kennisinstellingen en bedrijfsleven, naar de quadruple helix. De burger wordt daarbij, als vierde element en als een belangrijke bron van ervaring, kennis en belangen, toegevoegd aan het krachtenspel tussen overheden, de onderzoekswereld en het bedrijfsleven.’

Ze ziet dat bedrijven de burger ook al veel meer in hun technologie-ontwikkeling betrekken. ‘Die hebben daar immers een direct financieel belang bij en wat dat betreft lopen ze voor op de overheid. Maar ook vanuit maatschappelijk oogpunt is het betrekken van de burger bij nieuwe technologische ontwikkelingen van groot belang. Door de individualisering is de burger kwetsbaarder geworden, ook voor de mogelijke negatieve gevolgen van nieuwe technologie. Zeker als je bedenkt dat die gevolgen ingrijpend kunnen zijn: als data over iemands activiteiten en persoonlijke gezondheidsprofiel op straat komen te liggen, kan dat grotere consequenties hebben dan bijvoorbeeld een foto die ongewenst is verspreid. Bovendien kan nieuwe technologie straks letterlijk ingrijpen in de lichamelijke integriteit van burgers, bijvoorbeeld door het dragen van chips in het lichaam.’

Van Ardenne besluit: ‘Iedereen moet in principe kunnen meepraten. We willen geen nieuwe tweedeling, tussen burgers die meebeslissen en richting geven aan nieuwe technologie, en burgers die dat niet kunnen.’

Bron: Technisch Weekblad

Klik hier om de publicatie van het RLI te downloaden.